Neil Young + Promise Of The Real PARADOX
Neil Young + Promise of the Real – Paradox (2018) ****
Terug naar de natuur.
Neil Young is, in zijn nu ruim 50 jaar omspannende muziekbestaan, altijd zijn eigen gang gegaan. De laatste decaden bracht hij steeds sneller nieuw werk of archiefmateriaal uit. Het archiefmateriaal is om de vingers bij af te likken, nieuw werk nogal eens wispelturig en divers van kwaliteit.
Twee jaar geleden ging Young op tournee met een nieuwe begeleidingsband, Promise of the real, en dit heeft hem goed gedaan, getuigde ook al het marathonoptreden in de Ziggo Dome, toen. Méér Young en méér speelplezier waren toen hernieuwde kennismakingen. Oók een Young die weer goed bij stem was. Promise of the real, voor wie dit album een eerste kennismaking is met hen, bestaan uit Lukas Nelson – zoon van Willie Nelson, zang en gitaren, Anthony LoGerfo op drums en percussie en zang, Corey McCormick op basgitaar en zang, Logan Metz op keyboards, lap steel, gitaar, harmonica en zang en Tato Melgar, op percussie. Samen met Young brachten zij eerder The Monsanto Years (2015) uit, een live album Earth (2016) en The Visitor (2017) uit. De stijgende lijn die in deze albums te horen is, zet zich, op de goede momenten, door op Paradox.
Eén en ander hebben nu geleid tot een filmscore voor de film Paradox, in april dit jaar, maar de muziek kan meer dan gerust los hier van beluisterd worden. Met Paradox in de hand heb je alleen al qua artwork vintage Young in huis. De bard, gezeten op een oude stoel op de prairie, spelend op akoestische gitaar. De ontwerper, Gary Burden, Neil’s vaste designer sinds After the goldrush, stierf in maart.
De begeleidingsband, op de achterkant, struinend door een ondoordringbaar berkenbos. Neil Young afficheert zich in het begeleidende songboekje als de nieuwe man in black, the man with the black hat. Vervolgens zijn de foto’s welke de songteksten vergezellen, gelardeerd met midwest indianentaferelen, van rendieren tot tipi’s, kampvuur en zelfs een Floydiaans beeld van Young die een vrouw in bevallige laat 19e eeuwse ondergoed dan wel pyama kleding aan een vlieger op laat. Symbool voor iets? Er moet wat te raden over blijven..
Naar de muziek. Die verrast. Het album start met Many moons ago in the future en de alleszeggende passage: ‘Thankfully, music still helps our spirits fly..’. Thankfully bestaat Neil Young, en, nóg. Show me is een klein gehouden lied, met weer Die Stem. Die stem, zo kwetsbaar en breekbaar dat hij gelijk weer inbreekt in je ziel. Voor deze inbreker staat mijn voordeur altijd wijd open. De instrumentatie bescheiden, zelfs met een blaasinstrument. Voor je het weet, is het nummer alweer voorbij, zoals met wel meer songs op dit album.
Hey opent alsof Crazy Horse weer van stal is gehaald, en dan in specifiek Ragged Glory. Beter goed van jezelf gejat dan slecht van een ander, tenslotte. Young speelt het slim. Breng iets herkenbaars en saus het aan met iets nieuws. Het kan werken, en hier werkt het. Zonder schaamte. Tussen de nummers zitten zogeheten ‘passages’ die niet als afzonderlijke nummers vermeld staan. Volgens mij zijn dit stiekeme aandachtstrekkertjes naar het volgende nummer. Even en verloren gewaand stukje van Ragged Glory, en dan verder. Blasts from the past als lokker naar iets nieuws. Digging in the dirt – The chorus, gezongen door de begeleidingsband is zo’n typisch kampvuurlied. De western trekt aan je voorbij. Als achtergrondmuziek luistert het lekker weg.
In Peace trail neemt Young weer zelf het heft in handen. Het is een van de betere nieuwe Neil Young nummers. Pocahontas is weer zo’n bewuste keuze van ‘hoe hou ik de aandacht van de oude fans vast’. Het is een recente live opname van dit nummer, waarbij de diepgang van het orgelwerk en de stem van Young verrast. Vergeven dus, deze reclame voor zichzelf hoe hij vandaag de dag live klinkt. Cowgirl Jam is ook live, laat u meenemen door Young’s onnavolgbare, ogenschijnlijk distechnische en rommelige maar o zo geraffineerde bewust zo gespeelde gitaargeluid. Heerlijk ontsporend. Angel flying too close tot he ground is weer een Promise of the real nummer. Je hoort het haardvuur weer knapperen. Digging in the dirt wordt ook weer gezongen door Promise of the real.
Running to the silver eagle tilt het album boven kampveer navelstaren uit. Het is één van de prijsnummers van Paradox. Lekker ritmisch, bluesy, alsof het weer 1970 is. Young goes Zeppelin, een beetje. Een korte instrumental, maar hij is raak. Baby what you want me to do is in eenzelfde bluesy sfeer gecomponeerd, hij klokt nauwelijks 1 minuut 22 seconden, maar ook hier geeft dit niet. Offerings moet met 50 seconden het kortste nummer ooit door Young geschreven zijn? Ook hier: het stoort niet, er wordt een sfeer neergezet waarnaar het zeer prettig luisteren is. Puur Neil Young. Zonder poespas. How long wordt gezongen door Promise of the real en Young samen, en blijft in de bluesy sferen zitten. Heerlijk krakerig op een John Lee Hooker achtige manier opgenomen. Ultrakort wederom.
Happy together is een overbodig, wat lullig klinkend covernummer en hier is het niet erg dat het nog geen minuut klokt. Tumbleweed stond al eerder op Storytone (2014) en dit soort al eerder uitgebrachte nummers maken het album tot een divers geheel. Wel blijft de vraag bij sommige songs of dit nu Promise of the real met Neil Young is, of andersom. Het is een klein kritiekpuntje op een voor de rest zeer goed te verteren album. Als ontbijt, of zoals bij alle goede muziek, beter: bij het scheiden van de dag. Een kleine 4 sterren.
Albumrecensie Thomas Kamphuis
Recente reacties