Deep Purple

Deep Purple – Whoosh!

Ik heb een wat aparte band met Deep Purple. In de jaren 80 was ik helemaal gek met hun eerste 4, 5, 6 albums. Voor de toenmalige vader van mijn vriendin kocht ik in 1990 Slaves and masters, die hij ‘niet onaardig vond’. Ian Gillan had toen al zijn biezen gepakt, maar keerde in de jaren 90 terug. Ik verloor Deep Purple uit het oog, en zo zit je opeens dertig jaar later bij een vriend die mij de laatste Purple laat horen. Deep Purple, anno 2020, Ian Gillan is 75, kan dat nog wat zijn? Goeiedag ja, is alomvattend het antwoord.

Het eerste nummer Throw my bones knalt er al gelijk lekker in. Wat is Ian Gillan zijn stem nog krachtig. De grote uithalen zijn verdwenen, hij zingt nu meer op techniek dan kracht, maar it’s all there. Als je nog zó kan klinken na 50 jaar .. ‘Why should I walk into the great unknown when I can sit here and throw my bones‘ zingt Gillan waarna een gloedvolle solo volgt van inmiddels ook al oudgediende Steve Morse. Drop the weapon is vintage Purple. Als je niet wist dat John Lord was overleden, zou je niet geloven dat Don Airey zo eigen de orgel- en toetsen bespeeld. Steve Morse en Don Airey vormen het tandem wat samen met producer Bob Ezrin Deep Purple sinds 2013 werkelijk weer top of the bill hebben gemaakt. Bob Ezrin, bekend van o.a. werk met Pink Floyd, geeft op Whoosh! de muziek hier en daar een symfonisch tintje. Daaronder en boven ligt de basis van het eerste uur, Roger Glover en Ian Paice. Het is zeer 21ste eeuw, maar heeft ook die jaren 70 feel. We’re all the same in the dark deed ondergetekende driftig mee drummen. Daar is dat gorgelende Hammond orgel. Wat heeft Ian Gillan nog een onwaarschijnlijk hoge stem anno 2020. Maar er is niet mee geknoeid, zoals ook op de als bonus bijgaande live registratie van het concert tijdens het Hellfest festival blijkt. Blijkbaar heeft hij goed op zijn stem gelet.

Met Nothing at all wordt een tandje terug geschakeld en komt het symfonische van Steve Morse boven drijven. Whoosh! heeft een grote afwisseling in nummers en sfeer in de nummers. No need to shout is een Purple klassieker. Alles wat deze band zo goed maakt, komt hier samen. Het is onduidelijk wie Gillan in dit nummer adresseert, maar misschien is het deze tijd in zijn algemeenheid wel. Ian Paice jaagt de drums lekker door de instrumentatie heen. Step by step begint John Lordiaans, bijna kerkelijk. Dit is nu zo’n nummer wat in de jaren 70 nooit had bestaan. Hier is Deep Purple heel erg van hier en nu. Knap als je nog zo wilt experimenteren na 50 jaar. Wie doet dat nog ? Raar hoe je een band na 30 jaar weer kan herontdekken. Het nummer eindigt wel een beetje in het niets en is meer een sfeertekening.

Act 2, zoals Purple het op de hoes noemt, trapt af met What the what, een wat vlakker nummer. Het is een beetje een pauzenummer. Tijdens een concert – zo we dit weer eens gaan meemaken – ga nu het bier halen. Het is niet slecht, maar allá.

The long way round schud de luisteraar weer voorzichtig wakker dankzij een lekker jagend gitaarriffje en gedegen doormep werk van Paice en keyboards van Airey. Het nummer eindigt in een wat dromerig landschap en lijkt de prelude voor het prijsnummer van Whoosh! The power of the moon. Hier begint Purple werkelijk spannend te klinken. Alleen al dit nummer maakt Whoosh! de moeite waard en interessant. Symfonisch, er waart een spook rond, die, als je je vinger er op wilt leggen, weer aan je ontsnapt. Om vervolgens van een afstand naar je staat te kijken. Het is het nummer waar Steve Morse en Don Airey excelleren. Hier stijgt de muziek echt op. Van dit soort nummers hadden ze wel een heel album mogen maken van mij. In zijn sfeer heeft het wel zelfs iets van Porcupine Tree. Het nummer eindigt in suspense, in de mist.

Remission possible vervolgt de zo aangename donkere sfeer. Don Airey gaat vol op het orgel en duelleert met Steve Morse. Ian Gillan wordt hier zelfs ‘into space’. De rillingen lopen over je rug, wat een spanningsboog en sfeer worden hier neergezet. Het zijn dit soort nummers die Whoosh! vér boven een gemiddeld album uit tillen. Als je het over progrock binnen stevige rock hebt, grijpt Purple mij meer bij de kladden dan het laatste album van The Pineapple Thief, waar men toch wat teveel op de automatische piloot ging. Het tilt Deep Purple ook vér uit boven de standaard hardrock band. Als dit album propageert ‘Putting the deep back into purple’ dan is men daar her en der glansrijk in geslaagd. Het smaakt vooral naar véél meer, zo het de heren, gezien hun gevorderde leeftijd is gegeven.

Man alive en And the address schakelen terug qua sfeer naar down to earth en is qua orgelwerk weer vintage Purple. Bonusnummer Dancing in my sleep heeft weer dat onderhuidse sfeertje en een heerlijk ritme door het nummer heen.

Voor een kleine meerprijs ten opzichte van een normale cd worden we in de limited edition verrast door een integraal optreden uit 2017 van Hellfest. Ian Gillan is goed bij stem en kraait er zelfs af en toe een uithaal uit. Het zien van zo’n concert doet vooral heel erg verlangen naar een volgend jaar en een nieuwe onbezorgdere tijd.

Opnieuw blijkt hier hoe véél meer de band is dan ‘die band uit de jaren 70’ met de bekende nummers. Deep Purple is zich door de tijd heen blijven ontwikkelen. Ronduit knap in een bestaan van meer dan een halve eeuw. ****

Thomas Kamphuis, 19 november 2020