David Gilmour – Luck and strange
David Gilmour – Luck and strange ******
Door Thomas Kamphuis op 6 september 2024
‘Take my arm
and walk with me
what’s more
on this dusty old path
the sunset cuts the hill in half
our shadows stretch back
to touch the night
the light’s fading you say
but these darkening days
flow like honey’
Luck and strange heeft gelijk al die herkenbare Gilmour sound, licht met donkere ondertonen, bluesy.
Bijzonder: het nummer heeft toetsenpartijen van de in 2008 overleden Rick Wright in zich, die tijdens de zogeheten Barn sessies in 2007 ontstonden. Opmerkelijk is hoe goed de stem van de inmiddels 78 jarige Gilmour klinkt. Ergens halverwege produceert hij een aantal uithalen die gelijk het gevoel geven dat dit niet zomaar weer of: nog een album is. Het komt uit zijn tenen. En dat zijn soms de meest verrassende albums – ik roep hier slechts in herinnering het album Canonball van Supertramp uit 1985 met daarop, om ook maar een voorbeeld te noemen van een van dé Gilmour solo’s uit zijn meer dan 55 jarige carriere: de vlammen die hij produceert op Brother were you bound. Het nummer Luck and strange heeft gelijk al die ziel in zich.
De productie is anders dan op voorgaande albums: fris, helemaal van deze tijd en tegelijkertijd klinkt er onvermijdelijk iets Floydiaans door heen met de atmosfeer van Gilmour zelf en zijn unieke gitaarspel.
The piper’s call verscheen als eerste nummer van het album online maanden terug. Dit nummer heeft wel iets weg van de atmosfeer op On an island (2006). Het nummer heeft een geweldige opbouw met vele stemmingswisselingen. Het wordt nooit te zoet, en op de donkere ondertonen en schaduwen kun je wachten. Alleen wordt het nooit zwartgallig en machinaal als bij Roger Waters, waar je er in kan stikken. David Gilmour neemt je mee, aan de hand. En laat je niet aan de rand van de put achter. Er gaat een enorme rust van Gilmour uit, zonder dat dit ook maar enige vorm van gezapigheid etaleert. Al helemaal niet op Luck and strange. Ieder nummer blijkt raak. Iedere gitaarsolo tóch weer anders dan hij tot nog toe etaleerde, en toch ook weer direct herkenbaar. Unieke herkenbaarheid. Al wist je – bij willekeurig welk nummer dan ook – niet wie het speelde, en het had die voetafdruk, dan vermoedde je Gilmour er achter. Dat is verdraaid uniek, als je je het goed bedenkt.
A single spark is alweer bijzonder – samen met een achtergrondkoor zingt Gilmour de sterren van de hemel. Ik zou zelfs beweren dat hij nog nooit zo emotioneel en veelzeggend heeft geklonken. Complimenten voor alle muzikanten. Ik noem slechts de bijdragen van drummer Steve Gadd, die precies per nummer lijkt aan te voelen wat nodig is en wat niet. De solo van Gilmour in A single spark brengt je weer gelijk terug naar de jaren zeventig. Maar dan wel de relaxte jaren zeventig, zoals hij ze in het begin met Floyd nog wél beleefde.
Voor wie dacht dat David Gilmour al zijn gitaren aan de (veiling)wilg had gehangen en verkocht, is Luck and strange de lang gehoopte en nimmer meer verwachtte troost.
Vita Brevis is de opmaat voor de tweede helft van het album. Het is een kort instrumentaal stuk met dochter Romany op de harp.
Between points raakt je gelijk je hart. de stem van Romany is zó passend op Luck and strange. De hypnotiserende akoestische gitaar van pa op de achtergrond. Een somber melancholisch nummer. Op drie minuten zet dan, heel slepend, de zoveelste gedenkwaardige solo in. Geen noot teveel, omdat iedere noot van Gilmour al en solo op zich. Between points eindigt vrij plotseling en laat zich beluisteren als een voorportaal voor het nóg verrassendere tweede deel van het album.
Dark and velvet nights begint macabere geluiden. In de clip op YouTube denk je eerst in een clip van Steven Wilson terecht gekomen te zijn. Al snel zet Gilmour in, in wat een aanvankelijk zich voortkabbelend nummer lijkt. Dat is echter buiten dit album gerekend, wat zich nergens laat voortkabbelen of voortslepen. De brug komt even na twee minuten. ‘Between this breath and then, there’s his airlock of time’ – duidelijk is dat de jaren Gilmour langzamerhand op de hielen zitten, maar dat dat geenszins mans creativiteit heeft aangetast. Sterker nog dan dit: Luck and strange zou ik tot zijn beste werk willen bestempelen.
‘No walls, no bells, to sanctify this dark and velvet night’ is één van de intrigerende zinnen op Luck and strange. Neemt hij hiermee met een onverholen hint afstand van zijn tijd ten tijde van de latere Pink Floyd, zowel ten tijde van The wall (1979) als The division bell (1994)? Duidelijk is wel dat Gilmour zich muzikaal, gelukkiger dan ooit voelt in deze setting van muzikanten om hem heen. Alleen zó kan je tot zulke hoogten stijgen op je 78ste, muzikaal, maar zeker ook: vocaal. Een bluesy gitaarsolo wordt in gezet die lekker slepend voort gaat tot het einde van het nummer.
Sings ..
“Darling, turn back the clock
Give me time, make it stop
Let’s hold back the news
Stay inside this cocoon
No doubting you
No doubting me
No doubt the mess we’re in
Sail away in my dreams
Away on untroubled seas
From this worn-out world
That’s torn apart at the seams
No doubting you
No doubting me
No doubt the mess we’re in
Found a lifetime ago
Down the Portobello Road
Lovers’ snapshots of delight
Those rosy days of black and white
Darling, don’t make the tea
Stay and snooze here with me I’m not ready for news
Or to leave this cocoon
No doubting you
No doubting me
No doubt the mess we’re in
Seems a lifetime ago
Power cuts that shut us down at night
And the faces in my mind
Glowing amber in the candlelight
And behind the kitchen shelves
Something’s lost there and out of sight
Young love’s photographs
Growing old in black and white.”
Kijk, dit hoor je niet gauw uit de mond van Roger Waters komen.
Gilmour houdt het dichter bij zichzelf en daardoor voelt het ook persoonlijker. Je kunt je blijven identificeren met de boosheid van Waters, maar ik verkies Gilmour.
Bent u er nog?
Anders wel bij het majestueuze slotnummer Scattered. Puur kippevel, vanaf de eerste seconden. Het meest Floydiaanse nummer.
Scattered is Gilmour zijn testimonium. Dit ben ik. Alles samengebald in zeven minuten tweeëntwintig gelukzalige seconden. Oef. Een tegendraadse toetsenpartij stuurt zo rond 2 minuut 50 het nummer van het ene hoogtepunt naar een nog hoger punt. De akoestische solo die even na 4 minuten in zet. Wanneer daarna, tegen de 5 minuten een elektrische solo in zet gaat de hemel definitief open. Als je denkt: dit is het, nu houdt hij zich weer in, wordt de volgende sprong in gezet op 5 minuut 46. Hoe hij het nog presteert op zijn 78ste is een raadsel, maar Gilmour verlaat hier Kamp 3 op de Mount Everest, laat iedereen en alles achter zich en gaat voor de top.
Zonder zuurstof maar met een dikke halve eeuw muziekervaring en leven er in vervat.
‘Time is a tide that disobeys
and it disobeys me
it never ends’.
En de vlag – hij wappert fier on top. Een grijnzende Gilmour er naast.
Wij, stervelingen staan in de warme late septemberzon met kippenvel.
Recente reacties